Wat wij kunnen leren van kinderen en hoe de dagelijkse praktijk ons uitnodigt om anders te kijken
Auteur: Susan Moll
Waarom eet hij niet? Het is een vraag die veel ouders zich stellen wanneer hun peuter midden in de maaltijd besluit dat de wortel geen wortel is, maar een microfoon waarmee een lied gezongen wordt. Juist in dit soort dagelijkse ‘struggles’ schuilt een uitnodiging. Wat als frustratie geen strijd hoeft te zijn, maar een kans om te leren. Niet alleen voor het kind, maar ook voor onszelf? In dit artikel neem ik jullie graag mee in wat wij kunnen leren van kinderen en hoe de dagelijkse praktijk ons uitnodigt om anders te kijken. Mét een vrolijk gedichtje om aan tafel te lezen.
De wil, verbeelding en impulsen
Voor ons is eten vaak een taak. Een moment dat ‘gewoon moet gebeuren’.
Maar kinderen tussen de 0-2 jaar worden vooral gestuurd door impulsen en instincten. Ze geven direct aan wat ze willen of juist niet willen. Opvoeders leggen hun wil, normen en regels aan het kind op: ‘Nu moet je eten, gaan slapen, stil zijn...’ Het is ongetwijfeld herkenbaar dat dit socialisatieproces soms moeizaam verloopt en veel frustraties kan oproepen. ‘Waarom eet hij niet? ’Honger? Ja, soms. Maar het is minstens zo belangrijk dat een lepel kan veranderen in een vliegtuig, en dat appelmoes best even gevoeld mag worden om te weten of het écht zacht is.
Kinderen in deze leeftijd begrijpen de regels van opvoeders nog maar gedeeltelijk. Ze imiteren gedrag en reageren sterk op beloningen en straffen. Sommigen proberen al met mes en vork te eten rond de 2,5 jaar, maar veel kinderen eten liever met hun handen. Voor peuters kan eten een creatieve, fantasievolle ontdekkingstocht zijn, voor ouders is het vaak een knoeiboel vol frustratie. Kunnen wij leren van kinderen?
Verwondering in alledaagse momenten
Kinderen leven in een magische wereld. Met een laken om je heen ben je een spook en Sinterklaas bestaat echt. Tijdens het eten kunnen ze wegdromen, associëren en fantaseren. Dit kan botsen met de realiteit van de opvoeder, die simpelweg wil dat het kind eet. Wat als kinderen ons uitnodigen om opnieuw te kijken en wij op die momenten kunnen leren van kinderen? Ze laten ons zien dat er in alledaagse momenten - ja, zelfs aan tafel - ruimte is voor verwondering, spel en fantasie.
Drie tips om in de dagelijkse praktijk anders te kijken naar de ‘opvoedkundige’ situaties die ‘moeten gebeuren’ waardoor het bord alsnog leeg gaat en je jezelf een hoop frustratie bespaart.
-
Het vraagt geen controle maar nieuwsgierigheid
Meebewegen met het kind en inspelen op zijn of haar belevingswereld kan een rustiger en harmonieuzer eetmoment opleveren. Vraag wat ze zien en toon interesse. Probeer de wereld door hun ogen te zien.
2. Besef dat kinderen kunnen wegdromen
Kinderen associëren snel. Vraag bijvoorbeeld ‘Waar denk je aan?’ En sluit aan bij hun fantasie, zing samen met de wortel als microfoon een liedje.
3. Maak een bruggetje naar de realiteit
Ook van die microfoon kun je prima een hap nemen, en die zachte appelmoes mag best eens met de handen naar binnen. Verbind hun verwondering met de realiteit en zie hoe de dagelijkse praktijk ons uitnodigt om anders te kijken.
Kun je een beetje hulp gebruiken om die verbeelding op gang te krijgen? Ik schreef er een kort gedichtje over. Veel leesplezier!
Susan Moll
Pyscholoog, auteur en als expert verbonden aan
Life. Productions
Broodjes fantasie
Nee? Nee, dat wil ik niet!
Nee en nog eens nee, zeg ik.
Mijn buik zegt: ‘Ja, dat wil ik wel!’
Misschien eens een ander beleg.
Mag ik een broodje muziek?
Dan zing ik de hele dag.
Of mag ik een boterham met leeuw?
Dan voel ik me supersterk.
Mag ik een broodje zon”?
Dan straal ik naar iedereen.
Of toch een boterham dolfijn?
Dan zwem ik lekker weg.
Mag ik een broodje sneeuw?
Dan word ik een sneeuwpop.
Misschien een boterham met een olifant?
Dan voel ik me groot.
Maar weet je?
Ik kan al heel mooi zingen,
en til mijn zusje zomaar op.
Lach altijd vriendelijk naar iedereen.
Aan zee zwem ik snel en goed.
In de winter draag ik wanten en een muts.
En op mijn tenen?
Ben ik eigenlijk al best groot.
Waar ben jij met je gedachten?
Hee, kom hier—eet je mee?
Wil je een broodje jam?
Dan word je zoet, lacht mama.
Of een boterham met kaas?
Dan blijf je gezond en fit, zegt papa.
Doe mij maar allebei! Zeg ik.
Ik geniet van elke hap.